Lezing ‘Biodiversiteit op het erf en in de tuin’ – de output

De lezing is na te kijken via youtube

Lezing ‘Biodiversiteit op het boerenerf en de grote tuin’

De lezing van donderdag 14 april werd gegeven door Gerrit Tuinstra van Landschapsbeheer Friesland.

Gerrit heeft laten zien welke waardes en elementen een rol kunnen spelen bij de inrichting van een boerenerf. Dit kan ook een oud-boerenerf zijn of een grote tuin zonder actieve agrarische bedrijfsvoering.

Veel agrarische erven hebben veranderingen ondergaan in de laatste decennia, ze zijn moderner geworden. Soms ten koste van leef- en nestelruimte van dieren, vogels en insecten. Maar het moderne boerenerf biedt nog steeds volop mogelijkheden voor de biodiversiteit, wat bijdraagt aan een divers landschap.

Living lab Fryslan heeft een poster uitgebracht die heel goed als uitgangspunt gebruikt kan worden bij de inrichting van het boerenerf. Deze poster is hier te vinden: Bioferskaat op it Fryske Boerenhiem.

Je kunt op verschillende manieren bezig zijn met de inrichting van je boerenerf. Gerrit geeft daarvoor een aantal waarden die meespelen. Er zijn cultuurhistorische waarden, landschappelijke waarden en ecologische waarden en daarbij natuurlijk de bedrijfsvoering. En dit kan dan ook nog weer verschillen per streek.

  • Een erf is op te delen in verschillende delen. Een voor-, zij- en achterdeel. Voor is zichtbaar, ligt vaak aan de weg en mag wat representatiever zijn. Hier zit een meer intensiever beheer op, meer kleur en sier bomen/struiken, meer begroeiing. Het achterdeel is meestal niet of minder zichtbaar, hier wordt gewerkt en is zodoende vooral functioneel ingericht. Vaak liggen hier ook nog wel mogelijkheden meer diversiteit toe te voegen. De zijkant van een boerenerf heeft van oudsher vaak gebruiksfuncties zoals een moestuin of een boomgaard, het parkeren van auto’s, maar ook een rustplek voor de bewoners.
  • Het is natuurlijk zaak om eerst in kaart te brengen wat er al is aan natuur en wat je hier nog aan zou willen toevoegen. Een en ander aan flora is aan te planten die wellicht bepaalde dieren, vogels en insecten weer aantrekken. Maar ook het ophangen van nestkasten kan bijdragen aan meer biodiversiteit.
  • Vormgeving speelt een rol bij de inrichting. Een wat strakkere of lossere stijl zal invloed hebben op de hoeveelheid biodiversiteit die je wil creëren. Een strakke nette tuin zal weinig rommelhoekjes hebben. Juist de rommelhoekjes zijn heel interessant voor allerlei dieren om te nestelen, schuilen of voedsel te zoeken. Een intensief gemaaid gazon is niet interessant voor insecten.
  • Houd de aanplant voor planten simpel. Sierplanten zijn duurder en vragen meer onderhoud. Kies liever voor inheems plantgoed. Inheems is wat hier van oudsher hoort en beter afgestemd is op de insecten die er op afkomen. Een laurierkers trekt bijvoorbeeld geen dieren aan en heeft zodoende een lage ecologische waarde. Variatie in planten, is variatie in dieren. Nog een voorbeeld, coniferen geven wel prachtige broedplekken maar bieden niks aan insecten. Rododendron is ook niet interessant voor insecten, maar is wel een broedplek voor vogels. Maar die vogels hebben insecten nodig als voedsel.
  • Zijkant van het voorerf: hier vind je vaak solitaire bomen (groene beuk = de inheemse soort, linde of eik, iep (meer voor de klei en zeewind). Paardenkastanje, es, goudes. Geeft veel kleur aan je erf. Solitaire bomen staan vaak vrij en worden groot en oud, kunnen holtes geven voor broedplekken. En mooi voor het erf, geeft uitstraling.
  • Leibomen, leilindes, eigenlijk alle loofbomen zijn te leiden. Staan van oudsher op een plek zodat ze schaduw geven op de boerderij, of op de kelder. Vroeger ook wel veel knotwilgen geweest, vrij uitgroeiend. Als zonwering.
  • Heggen en hagen: Kniphagen en struweelhagen. Als afbakening/afscheiding tussen erf en land. Heel waardevol voor de vogels, maar ook voor insecten. Een heg als afscheiding kan over het hele erf. Afbakenen van bijvoorbeeld de boomgaard. Bij voorkeur inheemse soorten, dus geen buxus of laurier. Maar beuk, haagbeuk, meidoorn, veldesdoorn, liguster, hulst. Meidoorn van oudsher ook als afrastering.
  • Heg wordt strak gehouden, kent een intensiever beheer. Ongeveer 5 stuks per meter, 1 of 2 rijen.
  • Struweelhaag mag verder uitgroeien. 4/5 stuks per meter. Losser beeld van de haag. Prachtig leefgebied voor vogels en insecten. Extensiever beheer. Na 8 a 10 jaar zou je het op 1 meter kunnen afzagen, dan loopt het weer uit. Kan gefaseerd zodat je ruimte houdt voor de vogels en insecten.
  • De takken die daar van vrij komen kunnen verwerkt worden in een ril, ook dit levert weer veel schuilgelegenheid op voor beestjes. Afvalhout bestaat niet.
  • Windsingels/houtwallen. Met als doel om wind weg te vangen, waardoor het iets aangenamer wordt. Maar hiermee is ook nieuwbouw (grote stallen/loodsen wat beter in te passen in het landschap. Kan in de vorm van bomen, bosplantsoen.
  • Meter of 5/6 hoog. Dichte gevarieerde beplanting. Populieren en wilgen groeien snel. Geven wat sneller massa aan de strook. Zorgt dat de stal wat beter in het landschap past. Sleedoorn, meidoorn, berk, vlier, gelderse roos, hondsroos, europese vogelkers, vuilboom bloeit heel lang, rode kornoelje, hazelaar, wilgen, hop, kamperfoelie. Hoe meer variatie, hoe meer insecten. Spotvogel houdt van de vlier.
  • Wordt wel breder naar verloop van tijd. Dat is wel iets om rekening mee te houden.
  • Als de ruimte er voor is, combineer dan bomen en struiken in een brede singel. Van de hoge bomen achter naar laag struiken en grasland. Een struiklaag onder de bomen.
  • Ook afhankelijk van de ruimte, een vogelbosje aanplanten, door struiken in bepaald verband te zetten met open plekken voor ruigte kruiden. Met bramen komen er dan weer allerlei zangvogels.
  • Niet typisch voor deze regio, maar het kan wel. Alle loofbomen zijn in principe te knotten. De holtes die ontstaan zijn weer interessant voor bijen en vogels. Bijv. grauwe vliegenvanger, steenuil of zelfs de wilde eend.
  • Fruitbomen staan vaak op de zijkant van het erf, als boomgaard. Fruitbomen trekken heel veel insecten. In de zomer schaduw om te zitten, in de nazomer geven de bomen fruit. En in de winter een plek om hout te kloven.
  • Zijkant van het erf is oorspronkelijk ook de plek voor een moestuin. Afhankelijk van het beheer is ook deze plek interessant voor de vlinders en andere insecten.
  • Poelen, water in het algemeen is een bron van leven en dus heel belangrijk. Als je de ruimte hebt zeker doen. Bepalen wat de juiste plek hiervoor is. Geen vijver maar een poel. Flauwe taluds waar water opwarmt. Moet zich eigenlijk zelf voeden met grondwater of hemelwater. Lage plekken van het erf opzoeken. Zo een poel is aantrekkelijk voor amfibieën en heeft weer een hele andere flora en fauna. Moerasplanten bijvoorbeeld, zoals de moerasandoorn die zweefvliegen aantrekt. Wat houtgewassen op het noorden, zodat je weer een luwte creëert voor allerlei libellen en juffers.
  • Sloot met flauwe talud, geeft variatie in plantengroei. Koninginnekruid. Moerasspirea, grote wederik, kattenstaart, valeriaan, watermunt.
  • Brandnetel, is een waardplant van de dagpauwoog. Deze legt hier haar eitjes op. Brandnetel ‘s winters laten staan. De oude stengels zijn hol en daar overwinteren insecten in.
  • Ruigtekruiden zit veel voedsel in, algemeen. Deze kan je inzaaien of soms komt het vanzelf. Overhoekjes en braakliggende stukken erf zijn hier geschikt voor. Als je altijd alles maait maai je ook alle vlinder poppen weg.
  • Een simpel en strak gazon is te veranderen in een bloemrijk grasland door het extensiever te beheren. Bijvoorbeeld onder de fruitbomen. Gazon is ook in te zaaien met een nectar onder het mes mengsel.
  • Niet zomaar willekeurige zaaimengsels gebruiken. Maar bijvoorbeeld laten informeren door de Cruydt-Hoeck die specialiseert op bloemenweide mengsels met inheemse soorten.
  • Bij het maaien niet alles in één keer wegmaaien. Sinusbeheer = per maaibeurt blijft ca. 40% van de vegetatie staan en maak je slingerende maaipaden, zogenaamde sinuspaden. Laat in het voorjaar bepaalde soorten in groepjes staan, zoals paardebloemen en pinksterbloemen. Geven veel voedsel in het vroege voorjaar en de vlinder het Oranjetipje legt haar eitjes op de pinksterbloem.
  • Nestkasten kunnen helpen vogels aan te trekken. Iedere vogel heeft een andere kast.
  • Vleermuizen kasten, uilenkast, valkenkast.

Landschapsbeheer maakt ook wel inrichtingsplannen samen met de bewoners. Hiervoor kan je contact opnemen met Landschapsbeheer Friesland